donderdag, december 22, 2005

COMMENTAAR: DE CRISIS EN DE CLOWNS

SÃO PAULO, 22/12/2005 - In juni 2005 gold de herverkiezing van de Braziliaanse president Luis Inácio ‘Lula’ da Silva als een formaliteit. De oud-metaalarbeider was erin geslaagd een wankel balans te houden tussen de sociaal-economische eisen van zijn linkse achterban en de ijzeren wetten die de geglobaliseerde markteconomie oplegt aan zijn land. De Braziliaanse economie groeide, de inflatie was onder bedwang en zijn criticasters verscholen zich, geconformeerd met het vooruitzicht van nog 5 jaar Lula. Wie kon toen vermoeden dat een clown op het punt stond het fundament onder de regering weg te blazen?

Enter congreslid Roberto Jefferson.

Deze mediageile advocaat die naam heeft gemaakt als de schreeuwerige presentator van de Braziliaanse versie van Breekijzer; deze amateur-zanger die in zijn TV-dagen nog 170 kilo woog, maar na een maagverkleining-operatie weer teruggebracht is tot menselijke proporties; deze aalgladde politicus die zelf al diverse keren van corruptie is beschuldigd maar steeds op slinkse wijze de dans heeft weten te ontspringen; deze handelaar die zijn politieke steun laat kopen, niet soms, maar altijd; deze man, kortom, die in zichzelf alle slechte eigenschappen van een Braziliaanse politicus weet te verenigen, geeft in juni 2005 twee interviews aan de invloedrijke krant Folha de São Paulo waarin hij zegt dat de PT, de regeringspartij van Lula, congresleden maandelijks 30.000 Braziliaanse real (ongeveer 10.000 euro) betaalt in ruil voor stemmen in het congres.

Jefferson werd zelf in verband gebracht met een groot corruptieschema binnen de Braziliaanse posterijen en dacht: als ik ga, sleur ik er zoveel mogelijk mee. Om te beginnen José Dirceu, toenmalig kabinetschef en sterke man van de regering (een man waar je overigens ook een heel boek aan kan wijden, maar dat laten we voor een andere keer.) Volgens Jefferson was Dirceu de kwade genius achter het hele corruptiestelsel. Op zijn aangeven had de toenmalige penningmeester van de PT, Delúbio Soares, in samenwerking met de schatrijke zakenman Marcos Valério, miljoenen doorgesluisd naar de coalitiepartijen van de PT. Roberto Jefferson kon het weten, omdat zijn partij, de PTB, aan de ontvangende kant van de betaalstaat stond.

Jefferson heeft door zijn excentrieke verschijning altijd bijnamen aangetrokken. ‘De troglodiet’ heette hij nog in de tijd dat hij z’n enorme massa voor de camera’s in de strijd gooide. Zijn nieuwste koosnaam is ‘homem-bomba’, naar de term die in Brazilië wordt gebruikt om zelfmoordterroristen aan te duiden, maar letterlijk betekent het: de mensbom. Een treffende benaming, want meer dan een halfjaar na zijn beschuldigingen dreunen de schokgolven nog door het Braziliaanse politieke bestel. De kop van José Dirceu is inmiddels gerold en de eens zo onvermijdelijke herverkiezing van president Lula staat op losse schroeven.

Het schandaal is met het verstrijken van de tijd dusdanig opgezweld dat het intussen veel wegheeft van een Gordiaanse knoop. Illegale campagnefondsen, omkoping van congresleden, afroming van staatsbedrijven, ja, zelfs moord en doodslag. De waslijst aan beschuldigingen is zo lang en zoveel personen lijken betrokken dat het moeilijk is geworden te onderscheiden tussen de wilde geruchten en de, ongetwijfeld trieste, waarheid.

Zeker is dat de PT zijn verkiezingscampagnes voor en groot gedeelte heeft gefinancierd via illegale schaduwfondsen. Maar die praktijk lijkt te zijn toegepast door bijna alle politieke partijen in Brazilië. Zeker is echter ook dat de PT miljoenen heeft doorgesluisd aan politici van potentiële coalitiepartijen. Volgens oud-penningmeester Delúbio Soares was ook dit geld bedoeld om campagnes te financieren. Een kleiner kwaad, zo redeneert hij, omdat iedereen aan illegale campagnefondsen doet. Delúbio houdt wel van morele pirouettes: ik steel, maar niet meer dan mijn buurman, of misschien ietsjes meer, maar ik steel voor het land, ja natuurlijk ook van het land, maar uiteindelijk ook voor het land.

De aanwijzingen worden echter steeds duidelijker dat de betalingen eigenlijk gebeurden om politieke steun te kopen en dat zijn handlanger Marcos Valério daarvoor miljoenen (waarschijnlijk miljarden) heeft losgeweekt van Brazilaanse staatsbedrijven en pensioenfondsen.

Niemand heeft tot nu toe kunnen aantonen dat de President van de corruptie in zijn eigen partij op de hoogte was. Maar zijn tegenstanders zijn wakker en ruiken bloed: als Lula iets wist, dan is hij corrupt en als hij niets wist, dan maakt hij zich schuldig aan een nog grotere politieke zonde: incompetentie.

De gewone Braziliaan wordt ondertussen heen en weer geslingerd tussen twee emoties: huilen om de politici die hun land besturen, of lachen om de clowns die de ineenstorting begeleiden met grappige pirouettes.

Geen opmerkingen: