vrijdag, mei 19, 2006

EEN OVERLOPEND AFVOERPUTJE

Afgelopen dinsdag reed een terreinwagen van de ROTA – de commando-eenheid van de Braziliaanse politie – stapvoets over de Avenida Paulista, het financiële hart van de miljoenenstad São Paulo. Zes tot de tanden gewapende agenten keken grimmig uit het raam, alsof ze wilden zeggen: ‘kom maar op’. De honderden Paulistanos die van hun werk naar huis gingen, stapten stevig door en deden net alsof ze die bundeling van zware munitie en gestresste, onderbetaalde agenten, niet zagen. Bij het oversteekpunt ontweken alle omstanders de blikken van de agenten. Zelf staarde ik nietsvermoedend naar de terreinwagen, nieuwsgierig naar de houding van de inzittenden, hun bewapening. De wagen verminderde vaart, stond bijna stil. Voor een tel waren alle blikken op mij gericht. Tot ook ik deed wat van mij verwacht werd: ik keek onderdanig naar de grond.

In het weekend ervoor hadden bendeleden van de Primeiro Comando da Capital (Eerste Comando van de Hoofdstad, PCC) een golf van terreur ontketend op de justitiële diensten, het openbaarvervoer netwerk en de banken van de deelstaat São Paulo. Tientallen politieagenten afgeknald in hun auto’s, voor hun huizen, in hun stamkroegen. Honderden stadsbussen in de fik gestoken. Langzaam veranderde de ingehouden angst van de Paulistanos in uitgesproken paniek, tot de geruchten oncontroleerbaar over deze monsterlijk grote stad rolden. “Ze gaan het vliegveld opblazen”, “er wordt een avondklok ingesteld”.

São Paulo was lamgelegd. Wij, de bewoners van de grootste stad van Zuid Amerika, maakten mee wat intimidatie werkelijk is; wat het betekent als je fundamentele burgerrechten louter op papier bestaan; wat het verschil is tussen een diffuse dreiging en tastbaar gevaar. Deze week, kortom, proefden alle bewoners van São Paulo even van het leven van de miljoenen arme Brazilianen die in de grote stedelijke agglomeraties als tweederangsburgers zijn opgehokt in sloppenwijken.

Want de aanslagen die door de PCC zijn gepleegd, vertegenwoordigen in feite niets meer dan de doorbraak van een onzichtbare barrière, een scheur in de scheiding der werelden. Een ongekende en barbaarse aanval op de Braziliaanse rechtsstaat worden ze genoemd. Maar dat is de halve waarheid. Barbaars, dat zijn de aanslagen inderdaad, maar ongekend zijn ze alleen in de bovenwereld van shoppingmalls en vakantiehuisjes, privé-scholen en hermetisch afgesloten appartementcomplexen. In de onderbuik van Brazilië, waar één derde van de bevolking voor een bestaan vecht, is deze barbaarsheid alledaags.

In de sloppenwijken en overvolle gevangenissen van Brazilië geldt namelijk de wet van de jungle. De rechtsstaat, voor zover je in dit land van een rechtsstaat kunt spreken, heeft nooit een poging gedaan om tot deze sferen door te dringen. Drugsbendes en psychopaten beschikken er over leven en dood en de politie komt er alleen om te onderdrukken, te moorden of om dubieuze zaakjes te doen. De moordcijfers in Braziliaanse sloppenwijken overtreffen dan ook die van veel oorlogsgebieden. In Rio noemen de favelados bijvoorbeeld hun wijken in een vorm van sarcastische liefkozing: gazastrook.

Is het dus een verrassing dat dit weekend in São Paulo het afvoerputje is overgelopen? Dat is inderdaad een retorische vraag. Het mag een wonder heten dat dit intens ongelijk land de afgelopen vijf eeuwen niet is afgezakt in de oorlog en de chaos. Een wonder die voor een groot deel kan worden toegeschreven aan een volledig apolitieke bevolking. De onvrede heeft geen kristaliseringspunt. Dat is de vloek en de zegen van Brazilië

De politie is inmiddels met nauwelijks verhulde wraaklust begonnen om de ‘stront’ weer het riool in te vegen. 161 doden worden er geteld sinds de start van de ongeregeldheden op vrijdagavond. 107 daarvan zijn zogenaamde verdachten. De autoriteiten maken geen namen bekend, geen plaats of tijd van handeling, het enige wat er wordt gezegd is dat de verdachten zijn omgekomen bij ‘confrontaties’. ‘Take no prisoners’ lijkt het motto te zijn en de rest van Brazilië kijkt onderdanig naar de grond.