woensdag, september 25, 2019

Artikel over Lula's herverkiezing in 2006


Verschenen in de Elsevier, April 2006

Presidentiele veerkracht

De kansen van Lula lijken gekeerd. Na een corruptieschandaal staat de pragmaticus weer bovenaan in de peilingen voor de presidentsverkiezingen.

Américo Lage in São Paulo


Misverstanden over Luiz Inácio Lula da Silva liggen altijd op de loer. Voor sommigen is de president van Brazilië de vaandeldrager van de armen en onderdrukten, voor anderen is hij een semi-analfabete arbeider, die door een kosmisch ongeluk is beland op de hoogste post van het belangrijkste land van Zuid-Amerika.

Anthony Giddens, bijvoorbeeld, kon kort na de inauguratie van Lula als president zijn enthousiasme niet in bedwang houden. De befaamde Britse socioloog dacht dat deze kleine, bebaarde man, die het had geschopt van schoenenpoetser tot president, niet alleen Brazilië, maar de hele wereld zou kunnen veranderen. Drie jaar later, nu de regering Lula is verzand in een enorm corruptieschandaal, getuigt de uitspraak van Giddens van een bijna kinderlijk optimisme.

In conservatieve kringen grenzen de misvattingen over de Braziliaanse president daarentegen aan het kwaadaardige. Veja, het belangrijkste Braziliaanse weekblad, dat op voet van oorlog leeft met Lula, publiceerde onlangs in zijn boekenbijlage een overzicht van de favoriete lectuur van de Braziliaanse presidenten. In de tekst onder de foto van Lula vatte Veja de minachting van grote delen van de Braziliaanse samenleving samen: ‘Het is niet bekend of Lula ooit een boek heeft gelezen’.

Beide uitersten verdoezelen dat Lula een man is die allianties sluit met de vijand om hem te bestrijden zodra hij sterker is. En dat hij een begaafd onderhandelaar is die weet wanneer hij moet toegeven en wanneer hij moet doordrukken. Een slimme taxateur van de relevante politieke krachten bovendien, die zich met schijnbaar speels gemak in sleutelposities manoeuvreert. Lula is vóór alles een pragmaticus.

Voor iedereen die zich dit niet realiseerde, is het beleid van president Lula als een verassing gekomen. Na zijn verkiezingsoverwinning in 2002 vreesden belangrijke marktspelers dat de aanstaande president de budgettaire sluisdeuren van de overheid zou openzetten. Internationale investeerders trokken zich terug, de Braziliaanse munt kelderde en de inflatie schoot in de dubbele cijfers.

Op het moment dat Lula officieel aantrad, stond Brazilië aan de rand van een economische instorting. Maar in weerwil van de ideologische linkerkant van zijn eigen Arbeiderspartij (PT) liet Lula de conservatieve politiek van zijn voorganger, Fernando Henrique Cardoso, ongemoeid. Sterker nog, hij ging verder. Onder auspiciën van zijn minister van Financiën Antonio Palocci, trok de president de financiële broekriem aan. Het begrotingsoverschot werd opgekrikt naar 4,25 procent van het Bruto Nationaal Product, de centrale bank kreeg de vrijheid om de rentestanden te verhogen en een herstructurering van de overheidsuitgaven werd ingezet.

De voormalige metaalarbeider herwon het vertrouwen van de financiële markten en halverwege zijn mandaat had Lula de economische perspectieven van Brazilië omgekeerd. De economie groeide, de inflatie was onder bedwang en de werkloosheid daalde. Lula was weliswaar vervreemd van zijn linkse achterban, maar met de stabilisatie van de economie had de president het politieke midden veroverd. Niets leek zijn herverkiezing bij de verkiezingen van oktober dit jaar dan ook in de weg te staan.

Maar in juni 2005 toonde congreslid Roberto Jefferson de schaduwkant van Lula’s pragmatisme. In twee interviews aan de krant Folha de São Paulo deed de clowneske Jefferson uit de doeken hoe de PT coalities vormde in het Braziliaanse congres: De partij betaalde politici een maandelijkse toelage van 30.000 real, zo’n 10.000 euro, voor hun politieke steun.

Het nieuws sloeg in als een bom. Lula’s PT, de partij die als enige pal stond voor de ethiek in de Braziliaanse politiek, bleek eenmaal op het pluche niet bestand tegen de verleidingen van de macht.
Hoewel Lula zelf nog niet direct door de beschuldigingen is geraakt, hebben de schokgolven van het corruptieschandaal zijn kabinet volledig ontmanteld. Vrijwel onmiddellijk na Jefferson’s interviews verliet José Dirceu, Lula’s rechterhand en kabinetschef, de regering. Afgelopen maand viel ook de economische pijler, toen minister van Financiën Palocci moest aftreden onder ernstige verdenkingen van machtsmisbruik.

Bovendien legde de hoofdofficier van justitie twee weken geleden een aanklacht neer bij het hooggerechtshof, waarin zowel de oude partijtop van de PT als Dirceu formeel worden beschuldigd van lidmaatschap van een criminele organisatie.

En toch heeft Lula zes maanden voor de presidentsverkiezingen een voorsprong in de opiniepeilingen. In de laatste meting van 9 april kon de president rekenen op 40 procent van de stemmen in de eerste ronde, tegenover 20 procent voor zijn tegenstrever Geraldo Alckmin, leider van de PSDB, de belangrijkste oppositie partij, en gouverneur van de staat São Paulo.

In het onvoorspelbare politieke klimaat van Brazilië is het altijd nog mogelijk dat Alckmin zijn achterstand in de peilingen weet goed te maken. Maar de zittende president spreekt de taal van het volk, en zijn charisma is in de Braziliaanse politiek onovertroffen. Als Lula in het najaar gewoon wordt herkozen, dan is dat niet te danken aan een kosmisch ongeluk.

Geen opmerkingen: